Onderstaande printversie van het indicatorenboek werd door uw browser gegenereerd, en zal niet steeds optimaal ogen. Via de ingebouwde printfunctie op de website van het Indicatorenboek (ronde knop rechts bovenaan) kan u een printvriendelijke PDF genereren met mooi ogende lay-out.
5.3.1Data en methodologie
Om de analyse te kunnen uitvoeren, koppelen we verschillende Eurostat datasets aan elkaar. Meer specifiek maken we gebruik van data omtrent toegevoegde waarde, tewerkstelling (in aantal gewerkte uren), een prijsdeflator, het aantal inwoners en de O&O-intensiteit (als een % van BBP). De variabelen voor toegevoegde waarde en tewerkstelling zijn beschikbaar op land-sectorniveau (bv. Belgische Bouw), en op regio-sectorniveau (bv. Vlaamse Bouw). Het aantal inwoners is beschikbaar op landniveau en de prijsdeflator is beschikbaar op land-sectorniveau. Alle variabelen zijn steeds beschikbaar op het jaarlijks niveau. De meest recente update van de Eurostat datasets laat toe om data uit 2020 te gebruiken voor het niveau, en data van 2016 tot en met 2020 voor de evolutie. Sectoren worden ingedeeld o.b.v. de NACE-classificatie. Alle (groei)waarden zijn aangepast voor de prijsindex.
De analyse maakt gebruik van de volgende hoofdsectoren: Landbouw, bosbouw & visserij (A), Delfstoffen; Energie, water en afval (B, D, E), Industrie (C), Bouw (F), Handel; Transport & Opslag; Horeca (G-I), Informatie & Communicatie (J), Financiële Diensten (K), Onroerend goed (L), Zakelijke Diensten (M-N), Overheid; Onderwijs; Zorg en welzijn (O-Q), Cultuur, sport en recreatie; overige diensten (R-U).
Om de resultaten van de Vlaamse economie te kaderen binnen de internationale economie, maken we gebruik van drie benchmarkgroepen. We vergelijken de economische prestaties van het Vlaams Gewest met de EU27, een set van innovatieve landen en een set van innovatieve regio’s. De innovatieve landen bestaan uit Denemarken, Finland, Nederland en Zweden. De innovatieve regio’s bestaan uit Helsinki-Uusimaa (Finland), Hovedstadten (Denemarken), Oberbayern, Karlsruhe, Tübingen en Stuttgart (Duitsland), Utrecht en Noord-Brabant (Nederland) en Stockholm en Sydsverige (Zweden). Doordat er niet één, maar drie benchmarkeconomieën gebruikt worden, verschaft dit hoofdstuk de nodige nuance om de Vlaamse economie vanuit verschillende perspectieven te bestuderen. Zie beleidsrapport STORE-23-027 'Groeisectoren in Vlaanderen in internationaal perspectief (2023)' voor meer details.