Onderstaande printversie van het indicatorenboek werd door uw browser gegenereerd, en zal niet steeds optimaal ogen. Via de ingebouwde printfunctie op de website van het Indicatorenboek (ronde knop rechts bovenaan) kan u een printvriendelijke PDF genereren met mooi ogende lay-out.
5.3.2Resultaten
De belangrijkste resultaten van dit hoofdstuk zijn:
1. Een monitoring te voorzien van de Vlaamse economie en zijn sectoren binnen internationaal perspectief. Het Vlaams Gewest blijft één van de meest performante regio’s (zie Figuur 1), maar qua groei (en dan vooral qua groei arbeidsproductiviteit) loopt het achter (zie Figuur 2).
Figuur 1. Arbeidsproductiviteit (TW per uur, in 2020)
Figuur 2. Groei arbeidsproductiviteit (TW per uur, groei 2016-2020)
2. Het Vlaamse Gewest bevindt zich in de subtop van de EU qua arbeidsproductiviteit. Echter is de groei van deze arbeidsproductiviteit zeer beperkt. Vergeleken met de set van de hoog presterende benchmarkregio’s bevindt zowel het niveau van de Vlaamse arbeidsproductiviteit als de groei ervan zichin het midden van de groep. Het Vlaams Gewest springt qua arbeidsproductiviteit nipt over Helsinki-Uusimaa en qua arbeidsproductiviteit over o.a. Stuttgart en Oberbayern in vergelijking met het vorige monitoringrapport STORE-22-022.
Figuur 3. Arbeidsproductiviteit (TW per uur, in 2020)
Figuur 4. Groei arbeidsproductiviteit (TW per uur, groei 2016-2020)
3. In termen van toegevoegde waarde zijn Handel; Transport & opslag; Horeca (19%), Overheid; Onderwijs; Zorg en welzijn (19%), Zakelijke diensten (17%), Industrie (17%) en Onroerend goed (10%) de meeste dominante sectoren. In vergelijking met het voorgaande monitoringrapport STORE-22-002 valt het op dat Overheid; Onderwijs; Zorg en welzijn even groot wordt als Handel; Transport & opslag; Horeca. De sterkste groeiers zijn Informatie & Communicatie, Onroerend goed, Zakelijke diensten, Financiële diensten en de Bouw. In termen van tewerkstelling zijn Overheid; Onderwijs; Zorg en Welzijn (24%), Zakelijke diensten (23%), Handel; Transport & Opslag; Horeca (21%) en Industrie (12%) de grootste sectoren. De sterkste groeiers zijn Informatie & communicatie; Landbouw, Bosbouw & Visserij; Onroerend goed; Delfstoffen, energie, water en afval; en Bouw.
4. De shift-share analyse bestudeert het verschil tussen het werkelijke Vlaamse BBP en het hypothetische Vlaamse BBP indien de Vlaamse economie eenzelfde productiviteitsgroei door zou maken als de benchmarkeconomie. Dit toont aan dat het werkelijke Vlaamse BBP €3.5 miljard (1.7%) hoger geweest zou zijn indien de Vlaamse economie de Europese productiviteitsstijgingen had kunnen volgen. We doen het echter wel beter dan de set van innovatie landen, maar niet t.o.v. de set van innovatieve regio’s. In de nulmeting bedroeg dit hypothetisch verschil ‘slechts’ twee à drie miljard Euro. Het standaard- of totaaleffect bestaat uit twee componenten (een structureel en een dynamisch effect), en wordt hoofdzakelijk gedreven door de dynamische component. Deze term is negatief indien de arbeidsproductiviteit in de Vlaamse sector minder gestegen is dan de arbeidsproductiviteit van diezelfde sector in de benchmarkgroep. Ten opzichte van de innovatieve landen/regio’s is het Vlaamse Gewest meer actief in sectoren die een bovengemiddelde internationale productiviteitsstijging kennen, zoals aangegeven door een positieve structurele term.
5. I.v.m. de benchmarkeconomieën is Vlaanderen meer gespecialiseerd (d.i. een relatief groter marktaandeel in deze sector ten opzichte van de benchmarkeconomie) in Zakelijke diensten en de Bouw. Internationaal gezien is Informatie & Communicatie de grootste groeisector (zie Figuur 5). De groei van de Vlaamse sector Informatie & Communicatie ligt hoger dan de groei van die sector in de benchmarkeconomieën.
Figuur 5. Internationale groeisectoren en specialisatie-index
6. Vlaanderen bevindt zich zowel qua O&O-intensiteit als de toename van deze O&O-intensiteit aan de top van de EU (zie Figuren 6 en 7). In 2020 bedraagt de Vlaamse O&O-intensiteit (3.6%) opnieuw meer dan de vooropgestelde Europese norm van 3%. Het doel van toegenomen O&O-uitgaven is om de hoge arbeidsproductiviteit verder te doen toenemen. Ondanks de beperkte arbeidsproductiviteitsgroei, vinden Bormans, Czarnitzki & Konings (2021) wel evidentie dat Vlaamse O&O-subsidies leiden tot positieve input- en outputadditionaliteit.
Figuur 6. Arbeidsproductiviteit versus O&O-intensiteit
Figuur 7. Groei arbeidsproductiviteit versus groei O&O-intensiteit
7. Bovenstaande resultaten dienen gekaderd te worden binnen de context van de COVID-19 pandemie, en zijn dus een mix van zowel evoluties op middellange termijn als het effect van bovenstaande crisis. Concreet is het dus niet eenduidig om goede (minder goede) prestaties toe te wijzen aan een goede (minder goede) economische prestatie dan wel aan de COVID-19 uitbraak.